​Verborgen camera binnen het bedrijf: mag dat?

Erik op 15 januari 2016 | 3 minuten leestijd
‘Sinds kort heb ik het vermoeden dat er meer materiaal uit het magazijn wordt meegenomen dan voor de opdracht noodzakelijk is. Het restant komt niet terug, maar ‘verdwijnt’. Dat kan een keer gebeuren, maar laatst is er ook kostbaar gereedschap ‘zoekgeraakt’. Ik heb hier een slecht gevoel over. Nu overweeg ik om in het magazijn een verborgen camera op te hangen. Mag dat zomaar?’

‘Zomaar’ een verborgen camera ophangen? Dat mag niet. Je moet om te beginnen een redelijk vermoeden hebben wie erachter zit. Die afweging moet je iedere keer maken.  Verder gelden er twee belangrijke spelregels:

Wat zegt je bedrijfsreglement hierover?

Het is belangrijk om te kijken wat in het bedrijfsreglement is vastgelegd over gebruik van verborgen camera’s. Veel organisaties nemen in het bedrijfsreglement een passage op waarin staat uitgelegd dat het toegestaan is om een verborgen camera te plaatsen als een organisatie zich hiertoe genoodzaakt ziet.

Door dit in het bedrijfsreglement op te nemen, en dit met de ondernemingsraad af te stemmen, voldoet een organisatie aan de vereisten uit de Wet Bescherming Persoonsgegevens: je moet je werknemers van te voren informeren dat deze mogelijkheid bestaat. Is dat niet geregeld, wordt het al wat lastiger. Onze tip is om dit zo snel mogelijk wel goed voor elkaar te hebben. Kaart het aan bij personeelszaken.

Voor zichtbare camera’s geldt overigens het zogenaamde “ kenbaarheidsvereiste”: de verplichting om vooraf aan mensen kenbaar te maken dat er gebruik wordt gemaakt van camera’s. Hier vallen bijvoorbeeld ook de bordjes onder die vaak bij binnenkomst van een gebouw hangen: ‘Hier hangen camera’s’.

Juridisch

Zorg dat je de beslissing om camera’s te plaatsen juridisch kunt onderbouwen. Er zijn nog erg belangrijke juridisch aspecten die bepalen of je wel of niet zo’n verborgen camera mag plaatsen: het proportionaliteitsbeginsel en het subsidiariteitsbeginsel.

Het proportionaliteitsbeginsel houdt in dat het onderzoeksmiddel dat je inzet in verhouding (‘proportie’) moet staan tot het incident. Als er eenmalig een schroevendraaier weg verdwijnt, is een verborgen camera een te zwaar middel. Is er sprake van een patroon van vermissingen en gaat het keer op keer om kostbare apparatuur, dan wordt het al een ander verhaal.

Het subsidiariteitsbeginsel houdt in dat je in je onderzoek moet kijken of er geen andere middelen zijn, die minder ingrijpend zijn, om het zelfde resultaat te bereiken: achterhalen wie er verantwoordelijk is voor de vermissingen. Voordat je besluit om een verborgen camera op te hangen, moet je deze afwegingen maken.

Leg deze afwegingen vast op papier. Door zo’n camera op te hangen, maak je immers inbreuk op de privacy van mensen. Maar als je kunt onderbouwen dat je rekening hebt gehouden met deze beginselen, kun je die inbreuk rechtvaardigen. Zo zal ook een rechter naar de zaak kijken, als het zo ver komt.

Meer weten? Kijk eens op www.fact-finding.nl.

Piet van Gelder en Bregje De Lannoy-Walenkamp hebben hun expertise gebundeld in de training Fact Finding. Deze training  biedt praktische handvatten voor het doen van onderzoek bij (vermoedens van) fraude, belangenverstrengeling, diefstal, ‘onduidelijk’ ziekteverzuim, intimidatie, pesten of ander niet-integer gedrag. 

Gerelateerde artikelen