Investeren in innovatie en opleiding
Wil Nederland haar concurrentiepositie als kenniseconomie in de EU behouden, dan zijn technische mensen essentieel. Daarnaast is het volgens de Europese Commissie ook nodig dat het MKB makkelijker kan lenen en investeren in innovatie.
In haar Miljoenennota 2015 zet ons kabinet extra financiën opzij voor het middelbaar beroepsonderwijs, met een apart potje van 75 miljoen euro extra voor technische opleidingen die zicht bieden op werk. Verder wordt een nieuw systeem van brug-WW ingevoerd en wordt er een Toekomstfonds opgericht met extra krediet voor innovatieve MKB’s, ter versterking van de innovatiekracht van ons land. Maar is dit voldoende?
Technische vakmensen onmisbaar
De conclusies van de Europese Commissie komen niet als donderslag bij heldere hemel. Ook in onze branche zelf weerklinkt dezelfde roep om goed personeel en hoogwaardige opleidingen waarbij vakkennis met een link naar de praktijk wordt gegeven. Van Pernis, voorzitter van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KIVI) waarschuwde in zijn ‘techniek troonrede’ dat Nederland het risico loopt om op korte termijn een groot te kort aan technici op alle niveaus, van MBO tot universitair-geschoold, te hebben.
Zeker in de installatiebranche is een goede opleiding en continue bijscholing essentieel om alle technologische ontwikkelingen bij te houden; denk maar aan de uitdagingen die integraal installeren en het BouwInformatieModel (BIM) stellen. Nieuwe initiatieven en samenwerkingsverbanden tussen bedrijven, opleidingsinstituten en regering zijn hard nodig.
Waar zijn die extra technische vakmensen te vinden?
Het is belangrijk dat techniek weer uitdagend en ‘hot’ wordt voor jongeren, zodat ze kiezen voor een technische opleiding met toekomstperspectief. De overheid reserveert bovendien 80 miljoen euro voor extra leerbanen en stages voor scholieren, zodat er een betere aansluiting is tussen de opleiding en de noden van de markt.
Maar daarnaast zijn er ook voldoende werklozen, die zich kunnen omscholen door het volgen van een technische opleiding. Hiervoor is het systeem van de brug-WW in het leven geroepen. Een bedrijf die een werkloze laat werken en opleidt, betaalt enkel loon over de gewerkte uren; de lesuren worden door de overheid vergoed en de WW’er krijgt zijn uitkering doorbetaald. Voor de brug-WW is een extra 100 miljoen euro uitgetrokken, wat enkel bedoeld is voor beroepen waar een te kort aan vakmensen heerst, zoals in de technische branche.
Ook werknemers die nu op een ‘dood spoor’ zitten bij een werkgever, kunnen zich in samenwerking met hun werkgever naar een andere baan laten begeleiden (van-werk-naar-werk). De overheid springt ook hier bij als de werknemer opleiding nodig heeft.
Bovenstaande initiatieven zijn lovenswaardig, maar het succes in de praktijk valt nog te bezien. Bedrijven hebben niet altijd de tijd noch de bereidheid om te investeren in personeel dat het bedrijf gaat verlaten. Of het met de brug-WW wel zal lukken, moet de tijd uitwijzen.