Sinds 1 juli van dit jaar geldt er een overgangsregeling voor CE-markering voor brandveiligheidsklassen voor kabels die in gebouwen worden gebruikt. Vanaf 1 juli 2017 moet de installateur per geïnstalleerde kabel aangeven aan welke CPR classificatie de kabel voldoet. “De ketenverantwoordelijkheid voor brandveiligheid van kabels in gebouw gebonden installaties is vanaf 1 juli 2017 een wettelijke verplichting” aldus Edgar Aker namens Fedet Sectie Kabel. De Europese norm EN 50575 en de daarbij behorende risicoanalyse volgens de Nederlandse norm NEN 8012 worden vanaf dan een verplichting.
Declaration of Performance
De kabelproducenten hebben verantwoordelijkheid om kabels op de markt te brengen die aan de eisen voldoen. Zij moeten aantonen dat de kabels getest zijn volgens de brand- en testmethode die de nieuwe EN 50575-norm voorschrijft. Onafhankelijke instanties kijken hier op toe. Voldoet de kabel hieraan, dan wordt dit vastgelegd in een zogenaamde Declaration of Performance (DoP), een certificaat met een traceerbaar nummer dat bij elk type kabel hoort. Hierop vind je de geregistreerde naam en adres van de producent van de kabel, het fabrikant product nummer, het referentienummer van de prestatieverklaring, het jaartal van uitgifte van het certificaat, de productomschrijving en de behaalde CPR classificatie (‘de prestatie’). Dat alles leidt samen tot een CE-markering. De verkopers van kabels en de elektrotechnische groothandel moeten het traceren van al deze informatie mogelijk maken.
FOTO: Zo ziet een Declaration of Performance, de prestatieverklaring, eruit;
Dossiervorming door installateur
Hebben de producenten en de groothandel dit gedaan, dan ligt de bal bij de elektrotechnische installateur. De wetgever spreekt immers nadrukkelijk over keten verantwoordelijkheid. De hele keten, van kabelproducent tot en met installateur, is verantwoordelijk voor de brandveiligheid van de bekabeling in gebouwen. Edgar Aker zegt hierover: “Bewijslast en goede dossiervorming is erg belangrijk voor de elektrotechnische installateur. De installateur moet zorgen voor het beschikbaar stellen van de prestatieverklaring van alle geïnstalleerde kabels.” In de praktijk betekent dit dat de installateur eerst aan de hand van de NEN 8012 berekening moet aantonen waarom hij tot een bepaalde kabelkeuze is gekomen. Hij moet een dossier bijhouden: in de administratie moet altijd het DoP nummer van alle in een project gebruikte kabels terug te vinden zijn.
Digitaal informatie ontsluiten
Om het werk voor de installateur – en ook de groothandel – zoveel mogelijk te beperken, is in de sector afgesproken dat alle DoP’s digitaal beschikbaar worden gesteld. Via het DoP-nummer kan de installateur de prestatieverklaring van de producent downloaden. Deze verklaringen blijven minimaal 10 jaar beschikbaar. Kabelproducenten zijn verplicht om de CE-markering op de kabels te printen, maar het staat ze vrij om het DoP nummer op de kabelmarkering toe te voegen. De bewijslast voor de installateur luistert nauw. Ook als installateurs onbewust kabels toepassen die CE gemarkeerd lijken maar waarvoor er geen DoP-certificaat beschikbaar is, overtreden ze de wet.
Alleen nog gecertificeerde kabels
Als op 1 juli 2017 de nieuwe regels verplicht worden, mogen installateurs geen kabels meer gebruiken waarvoor geen DoP-nummer is afgegeven. Tot die datum mogen niet CPR geclassificeerde kabels en wel geclassificeerde door elkaar worden gebruikt. Installateurs doen er echter goed aan hun voorraden niet CPR geclassificeerde kabels komende maanden af te bouwen. Verwacht wordt dat komend jaar alle fabrikanten hun productportfolio gaan aanpassen en er nieuwe types, CPR geclassificeerde kabels op de markt gaan komen. De nieuwe regels gelden voor gebouwbekabeling. Als na 1 juli 2017 een bestaande installatie wordt uitgebreid, mogen alleen gecertificeerde kabels worden gebruikt.