Met een goed ontwerp en zorgvuldige uitvoering hoeft installatiegeluid niet storend te zijn

Erik op 17 april 2018 | 4 minuten leestijd
Volgens het Bouwbesluit mag het karakteristieke installatiegeluid in een verblijfsruimte maximaal 30 dB zijn. Met een goed ontwerp en voldoende aandacht voor de uitvoering is eenvoudig aan de geluidseisen te voldoen.

Overschrijding van de geluidseis kan vele oorzaken hebben. Uiteraard bepaalt voor een belangrijk deel de geluidsbron de mate van hinder. De meeste fabrikanten zijn er in de afgelopen jaren wel in geslaagd door een slim design en toepassing van moderne technieken in hun systemen het geluidsniveau te beperken. Maar dan nog, als een ventilatie-unit is opgehangen aan een te licht wandje of in een ruimte die grenst aan een verblijfsruimte, de kanalen niet goed zijn gedimensioneerd of de ventielen op een ongelukkige plaats zitten, dan kunnen die stille units in hun nominale stand makkelijk boven de 30 dB(A) uitkomen.

Direct én indirect

Installatiegeluid kan de verblijfsruimten op twee manieren bereiken. Direct via geluiduitstraling van het toestel of indirect via de kanalen en afzuig en/of toevoerpunten. Het geluidsniveau in verblijfsruimten wordt bepaald door het geluidsvermogen van de installatie zelf, het gebruik van geluidsdempers in de luchtkanalen en de geluidsoverdracht via de bouwkundige constructie. Wanneer de geluidshinder veroorzaakt door het brongeluid van cv-ketel of ventilatiebox, is in de meeste gevallen met aanvullende isolerende maatregelen zoals een extra deur tussen overloop en zolder het geluid tot aanvaardbaar niveau terug te brengen. Maar het blijft toch een beetje lapwerk dat met een goed ontwerp en juiste uitvoering met de moderne systemen ook kan worden voorkomen.

Flexibele slangen taboe

Gebruik van flexibele (kunststof of aluminium) slangen om de ventilatie-units aan te sluiten op de kanalen is uit den boze. Via die slangen ‘lekt’ te veel geluid via de uitmondingen van ventilatie-units naar de omgeving. Bij akoestische slangen en flexibele geluiddempers is nauwelijks of geen sprake van een geluidslek. Ook verdeelsystemen met flexibele kunststof slangen in combinatie met een plenumbox geven over het algemeen goede resultaten. Met die slangen mogen overigens geen scherpe bochten worden gemaakt, want daarmee wordt extra luchtweerstand ingebracht die de voordelen van de geluidsdemper weer voor een deel teniet doen. Bij haakse bochten moeten altijd vormvaste stukken worden gebruikt. Akoestische slangen en/of flexibele geluidsdempers zijn ook nodig om de geluidsoverdracht van de ventilatie-unit naar de ruimten via de kanalen terug te brengen. Het is onmogelijk om ventilatiesystemen zonder die voorziening uit te voeren.

Omloopgeluid

Geluidshinder afkomstig van installaties kan tevens optreden door het omloopgeluid. Hierbij valt te denken aan een installatie die vrij op de zolderverdieping staat in combinatie met een open trap naar de onderliggende verdieping. Zonder aanvullende bouwkundige maatregelen zal in de verblijfsruimten  in veel situaties een hoger geluidsniveau dan 30 dB(A) aanwezig zijn. Ook geluidsoverdracht via wanden en muren (trillingen) is een punt van aandacht. Geadviseerd wordt om een ventilatietoestel -unit te bevestigen op een voldoende stevige wand met een massa van minimaal 200kg/m2. Om aan de eisen van het Bouwbesluit te voldoen zal al bij een bronvermogen van 55 dB(A) een opstelruimte voor de installaties gemaakt moeten worden als op dezelfde bouwlaag ook verblijfsgebied aanwezig is. Is er geen verblijfsgebied op dezelfde bouwlaag aanwezig, dan zal bij een bronvermogen vanaf 65 dB(A) een opstelruimte moeten worden gerealiseerd. Voor de opstelruimte gelden diverse randvoorwaarden wat betreft kierdichting, massa deur en de positie van de installatie. Bij lichte scheidingswanden (massa ca. 70 kg/m2) moet de installatie niet aan de wand grenzend aan een verblijfsruimte gemonteerd worden. Daarnaast is het toepassen van een geluidsdemper in de meeste gevallen noodzakelijk.

Gerelateerde artikelen