Landschapsarchitecten moeten rol krijgen in energietransitie

Erik op 14 augustus 2017 | 3 minuten leestijd
Het maatschappelijk draagvlak voor energietransitie kan aanmerkelijk groter worden, wanneer wind- en zonneparken beter in het landschap worden ingepast. En landschapsarchitecten kunnen daarin een belangrijke rol spelen. Dit concluderen het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) en de Universiteit Wageningen (WUR) in een onlangs gepubliceerd position paper.

Het feit dat de transitie naar een duurzame energiehuishouding grote kansen biedt voor het klimaat en de economie, ook lokaal, blijkt in de praktijk vaak niet voldoende te zijn voor draagvlak. Grootschalige windenergieprojecten worden vaak kritisch ontvangen en zonneparken kunnen niet automatisch op steun van omwonenden rekenen. Volgens de opstellers van de position paper moeten ‘geheel nieuwe landschappen’ worden gecreëerd. Dit moeten landschappen worden die door mensen worden gewaardeerd en economisch haalbaar zijn.

Spectaculaire daling

De kosten van wind- en zonne-energie zijn in de afgelopen decennia spectaculair gedaald en het einde van die daling is nog lang niet in zicht. Wind- en zonne-energie zijn daarom de motor achter de Nederlandse energietransitie. Maar een remmende factor is de niet-in-mijn-achtertuin mentaliteit. Volgens ECN en WUR is de duurzame energietransitie niettemin een kans voor het vormgeven van nieuwe landschappen. De kwaliteit van de leefomgeving en het landschap zien zij als een van de voorwaarden voor het welslagen van die vormgeving.

Energielandschappen

De rapporteurs onderscheiden vijf energielandschappen:

  1. Het internationale energielandschap zoals offshore windparken die onderling zijn gekoppeld en verbonden met de deelnemende landen. Ze voorzien in een deel van de energiebehoefte van bedrijven en dichtbevolkte gebieden langs de kust.
  2. Een nationaal energielandschap zoals het havengebied van Rotterdam of het initiatief voor een windpark in de Wieringermeer. Hier vormen de opwekking, conversie en/of opslag van energie de belangrijkste vorm van grondgebruik. Al naar gelang het aanbod van hernieuwbare energiebronnen (zoals zon en wind) of potentieel voor bijvoorbeeld energiegewassen, gaat het bijvoorbeeld om pv-velden (zonneakkers), eventueel in combinatie met bio- energieaanplanting en windparken op land die meer energie opwekken dan de lokale behoefte groot is.
  3. Lokale energielandschappen zoals op Texel in Nederland, maar ook zonnepark de Kwekerij in Bronckhorst (in de Achterhoek), waar hernieuwbare energiebronnen aan de lokale vraag voldoen. Hernieuwbare energietechnologieën worden zorgvuldig afgestemd op het bestaande landschap, in co-creatie van lokale stakeholders en experts.
  4. Het infrastructuur energielandschap vormt het vierde type energielandschap. Hier gaat het om het transport van (bio)gas, en warmte en elektriciteit via smalle, lineaire stroken land, zoals hoogspanningsleidingen en gasleidingen.
  5. Een opmerkelijk energielandschap tot slot kan ontstaan door op kunstzinnige wijze objecten vormgeven die niet alleen energie opwekken maar ook een educatieve of recreatieve functie hebben. Een voorbeeld zijn de ‘zonne-bomen’ in Oss en Nijmegen.

Het onderscheid tussen de verschillende typen landschappen kan volgens ECN en WUR verhelderend werken bij het verder vormgeven van de energietransitie. Elk type landschap vraagt om een andere ontwerpaanpak, governance en financieringsmodellen. ‘Door de energietransitie vanuit een ontwerpperspectief te benaderen kan structureel worden gewerkt aan de vraag hoe energielandschappen eruit zien die door mensen worden gewaardeerd, kwaliteit toevoegen aan het landschap en economisch haalbaar zijn. Dit zorgt ervoor dat de overgang naar een duurzame, koolstofarme toekomst breed wordt gedragen,’ aldus de opstellers van het rapport.

Gerelateerde artikelen