Het lijkt erop, ten minste in Duitsland. Maar kunnen we deze ontwikkeling nu ook in Nederland verwachten? Daarvoor is het verstandig om zowel de Duitse markt met die van Nederland te vergelijken, als ook de manier van werken. In tegenstelling tot Nederland floreert de maakindustrie bij onze Oosterburen; vooral de machinebouw, de auto-industrie en elektrotechnische industrie doen goede zaken. Volgens een rapport van ING liggen de kansen voor Nederlandse toeleveranciers – zoals u en ik – voor het oprapen, vooral in de regio’s Hessen en Noordrijn-Westfalen. Wij beamen dat; daarom zijn wij juist daar zichtbaar. In Nederland is de maakindustrie een ondergeschoven kindje, dat weliswaar meer aandacht krijgt, maar relatief weinig betekenisvol en perspectiefrijk is.
Een ander verschil tussen Nederland en Duitsland is de manier waarop wij tegen kwaliteit aankijken. We weten dat Duitsers gründlich zijn en dat zaken doen met hen tijd kost, want Duitsers willen eerst het naadje van de kous weten: wat doe jij precies en in hoeverre kun jij hun problemen oplossen. Pas daarna vragen ze wat het kost. In Nederland lijkt deze volgorde in menig bestek juist andersom. Eerst moet je een prijs noemen, vervolgens mag je uitleggen wat je daarvoor gaat doen en met welke kwaliteit. Of uiteindelijk het probleem van de klant wordt opgelost – en of hij de kwaliteit krijgt die hij wenst – blijft echter de vraag.
De gevolgen van deze werkwijze zie je volgens mij terug in de winst (of verlies!) cijfers van onze bedrijven, in het groeipercentage van onze economie en dus ook in de belangstelling voor vakbeurzen op dit gebied. Laten we snel onze werkwijze aanpassen aan de behoefte van de markt. Kies ook voor gründlichkeit en qualität!