​Hoe meet je de mate van glare bij verlichting?

Erik op 26 november 2015 | 4 minuten leestijd
Afgelopen week was ik aanwezig op een presentatie van de KU Leuven over het ontwikkelen van een nieuwe methode om glare in een getal uit te drukken. Iets wat op dit moment zeker een probleem is in de verlichtingsbranche.

Jaap Nuesink is een kenner op het gebied van verlichting en schrijft diepgaande artikelen over wat er momenteel speelt binnen de verlichtingsbranche.

Wat is glare?

Verblinding, ook wel ‘glare’ genoemd, kennen we in twee gradaties. De eerste is discomfort glare, wat betekent dat we de neiging hebben om ons af te wenden of de ogen te sluiten wanneer we in het licht kijken. De hoeveelheid licht is dus te groot voor onze ogen. Dit gebeurt op verschillende momenten. Zo is rechtstreeks in de zon kijken bijna onmogelijk. Ook wanneer het donker is en we krijgen ineens grootlicht van een tegenligger op onze netvliezen, hebben we de neiging om de ogen te sluiten.

De andere vorm van glare is disability glare. Dit houdt in dat we nog wel kunnen zien, maar dat de contrasten zodanig zijn dat we details niet meer kunnen herkennen. Als je richting de zon kijkt naar bepaalde objecten kan je bijvoorbeeld wel herkennen dat er een object staat, maar je kunt niet goed zien wat het is. Dat komt omdat het object nauwelijks verlicht is en de achtergrond heel sterk verlicht is. Je oog past zich aan aan de grote hoeveelheid licht, waardoor de minder verlichte details niet meer zichtbaar zijn.

De huidige meetmethode van glare levert een getal op dat we de UGR noemen. Dat staat voor Unified Glare Rating. De meetmethode gaat uit van de intensiteiten op een armatuuroppervlak en die van de achtergrond. De glare rating die dit oplevert, zegt iets over de mate van verblinding. Hoe hoger het getal, des te meer we last hebben van het licht.

Led

Wat duidelijk is, en wat al een tijdje een probleem is, is dat de huidige methode om Glare te bepalen niet meer past binnen de huidige ontwerpmogelijkheden met Led. Wat is er aan de hand?

Led is een zeer intense punt bron en die werd, zeker bij de introductie, zo min mogelijk afgeschermd. Hierdoor ontstaan allemaal kleine, zeer intense puntbronnen. Om het benodigde rendement te halen werden er geen diffusers toegepast. De meet- en rekenmethode gaat echter uit van uniforme verlichting. De formule middelt dan ook de lichtintensiteit over de uitstralende oppervlakte. Dat levert bij led armaturen het probleem op dat de gemiddelde intensiteit niet zo hoog is, terwijl er wel duidelijke puntbronnen zijn die, als je ernaar kijkt, toch als vervelende glare moeten worden aangemerkt.

We zien ook steeds meer ontwerpen waarin gebruik gemaakt wordt van juist die kleine puntbron. Het armatuur is dan ontworpen met diverse vlakken waar licht wordt uitgestraald, maar ook veel donkere vlakken. Een 60 x 60 cm tegel kan dan één armatuur zijn, maar eigenlijk wel 12 spotjes bevatten. Voor de norm geldt het als één armatuur, maar eigenlijk moet je het voor de werkelijke glare-beleving beoordelen als 12 spotjes.

Oplossing

Het voorstel is om bovenstaand probleem in twee stadia op te lossen. Op de korte termijn kan de oplossing liggen in het wijzigen van de gebruikte formule om glare te meten. Dit zorgt ervoor dat er een betere beoordeling plaats vind, die niet meer gebaseerd is op het gemiddelde van het gehele armatuur, maar voornamelijk op de verlichte punten. Met andere woorden: je gaat het armatuur opdelen in kleine armatuurtjes voor deze beoordeling. Het is wellicht geen ideale oplossing, maar deze methode is makkelijk te implementeren en kan direct worden toegepast.

Een lange termijn oplossing ligt in het verder onderzoeken van de grondbeginselen. Hoe werkt ons oog? En wat veroorzaakt het fenomeen glare in ons oog? Hier is al het nodige onderzoek naar gedaan.

Hopelijk kunnen we snel een nieuwe methode verwachten. In de tussentijd is het voorgestelde alternatief een goede oplossing, al is de industrie natuurlijk gebaat bij een langdurige en continue oplossing.