Het advies is neergelegd in het Warmtescenario. In april van dit jaar publiceerde Berenschot twee scenario’s met twee mogelijke richtingen in de energietransitie: ‘Elektronen’, waarbij maximaal wordt ingezet op duurzame bronnen en all-electric elektrificatie. De andere richting betrof ‘Moleculen’, met maximale ingezet op schoon fossiel en hybride elektrificatie. Met beide richtingen is een CO2-reductie van 95 procent in 2050 te bereiken. Maar de twee scenario’s verschillen voldoende om inzichten te verkrijgen over keuzes en consequenties in de energietransitie, stellen de rapporteurs. Naar aanleiding hiervan is de roep ontstaan voor een derde scenario, waarbij elementen van Elektronen en Moleculen worden ingezet en daarbij via warmte langs naar een CO2-neutraal optimum wordt toegewerkt. Dit zogenaamde ‘warmtescenario’ zoekt naar een optimale inzet van warmtebronnen in alle sectoren in Nederland, om extreme pieken in het systeem mee te kunnen afvlakken.
Miljarden goedkoper
De kosten voor het warmtescenario komen aanzienlijk lager uit dan de kosten voor het meest duurzame systeem: all electric gebaseerd op met name schone windenergie. Het warmtescenario komt op 38 miljard euro per jaar versus 45 miljard euro per jaar voor het elektronenscenario. De meerkosten voor het moleculenscenario kwamen aanmerkelijk lager uit aangezien veel bestaande infrastructuur in stand kan blijven: 31 miljard euro per jaar. Daar staat tegenover dat de aardgasconsumptie niet wezenlijk zou dalen. Ter vergelijking stelt Berenschot de huidige jaarlijkse energiesysteemkosten op 22 miljard euro.
De meest efficiënte wijze om te voldoen aan deze warmte-eindvraag met het minste energieverlies is het directe gebruik van duurzame warmte, dat wil zeggen geothermie, zonthermie en restwarmte uit bedrijven (industrie, datacenters). Voor het voldoen aan de overblijvende vraag kunnen volgens Berenschot vervolgens dan warmtepompen en groen gas worden ingezet. Een combinatie dus van elektronen en moleculen.
Hoogbouw en oude woningen
Met name hoogbouw en oudere woningen in steden worden in het warmtescenario aangesloten op warmtenetten, omdat deze moeilijk zijn om te bouwen naar bijvoorbeeld geheel elektrische eenheden. Dit zou gaan om zo’n 40 procent van de woningvoorraad. De overige woningen zouden worden verwarmd met een mix aan middelen, waarbij gebruik wordt gemaakt van duurzame elektriciteit en groen gas, terwijl nieuwbouw geheel elektrisch wordt. Qua duurzaamheid is dit warmtescenario vrijwel gelijk aan het elektronenscenario, en aanmerkelijk duurzamer dan het moleculenscenario dat nog altijd grootschalig gebruik maakt van aardgas en afhankelijk is van de opslag van CO2 voor een noemenswaardige reductie van de CO2-uitstoot.
Hoge mate van duurzaamheid
De hoge mate van duurzaamheid wordt echter bereikt tegen aanmerkelijk lagere kosten dan in het elektronenscenario. Er is minder elektriciteit nodig, waardoor er veel minder hoeft te worden geïnvesteerd in versterking van het elektriciteitsnet. Het noodzakelijke windvermogen in het elektronenscenario was 113 GW, en in het warmtescenario komt dit uit op ‘slechts’ 43 GW.
Berenschot benadrukt wel dat forse investeringen nodig zijn in het uitbreiden van warmtenetten en technieken die voor de warmtelevering gaan zorgen, zoals geothermie.