Hierbij deel ik graag mijn ervaringen en geleerde lessen met u. Ik hoop dat u er uw voordeel mee kunt doen en de ruimten waarin wij ons bevinden van juiste verlichting (blijven) voorzien.
Zonlicht en reflectie
Vanzelfsprekend weten we allemaal dat het langdurig verblijven in de buitenlucht iets met je doet. Ik heb wel eens horen zeggen dat een week wintersport met sneeuw en zon het effect heeft van drie weken vakantie. Het verblijven in een omgeving met gezonde lucht en veel zonlicht, gereflecteerd door een wit sneeuw vlak kan een hoop doen. En zeker als je vanuit een grijze omgeving in korte tijd hier naartoe wordt gebracht. Ook een strandvakantie met mooi weer kan zo’n effect hebben. Onze hormoonhuishouding wordt door al deze factoren als het ware gereset.
Blauw licht
Sinds 1998 is het een feit; deskundigen van de Harvard universiteit te Boston hebben aangetoond dat in onze oogbol zich een derde receptor bevindt die onze biologische klok aanstuurt. Ook zijn de kegeltjes (lichtgevoelige cellen waarmee het netvlies bedekt wordt) op te delen in kegeltjes die blauwlicht opnemen, kegeltjes die rood licht opnemen en kegeltjes die groen licht opnemen. Van de kegeltjes die blauw licht opnemen hebben we gemiddeld het meeste en ze zijn over het algemeen in de onderste helft van de oogbol gepositioneerd.
Wat kan dit in de praktijk betekenen?
We zijn gevoeliger voor het blauw aandeel in licht. Of dit nu daglicht of kunstlicht is. Hoe merken we dit? We vinden kunstlicht met de lichtkleur of CRI waarde 840 of 84 over het algemeen zakelijk en niet warm. Bij rood licht worden onze emoties op een andere manier geprikkeld dan bij blauw licht. Een ondergaande zon aan het strand in oranje/rood ervaren we over het algemeen als warm en romantisch. De reflectie van de lichtkleur is erg belangrijk voor de toon van onze observatie.
Uit de praktijk: ziekenhuis
Een aantal jaren terug vroeg een architect mij om een lichtplan te maken voor een revalidatie-afdeling van het UMCG Groningen op de locatie Beatrixoord te Haren. Hier is de afdeling Dwarslaesie gevestigd. Het souterrain werd toen uitgebouwd. Over de lengte van de zuidgevel, werd de gevel ca. 9 mtr. naar buiten gebracht over één niveau. Hier bovenop werd een plat dak geplaatst. De insteek voor advies moest zijn: dat het lichtbeeld overdag meer naar binnen moet worden gebracht. En men dacht dit op te lossen middels een lichtadvies vanuit dynamische verlichting.
Mijn eerste reactie was “breng daglicht middels daglicht openingen of een z.g.n. schedeg dak in de ruimten”. Men kan dit vervolgens ondersteunen met kunstlicht op een juiste manier geïmplementeerd. En vooral belangrijk met kleur en textuur met de juiste reflectiewaarden aanbrengen op plafonds, wanden en vloeren. Ook de patiënten ervaren vanuit hun positie de seizoenen en het weerbeeld dan optimaler. Vanuit het bed, zeker bij dwarslaesie, is de ervaring subtieler.
Nu bleek, dit was niet hellemaal het idee dat men er zelf over had. Men wilde graag een kunstlichtoplossing. En op dat moment was dynamische verlichting middels kunstlicht op het thema van marketingaandacht bij bekende producenten en leveranciers. Fabrikanten spraken hier volop over. Echter, toen was dit nog geen wetenschappelijk verkend en onderzocht gebied en onafhankelijke toetsing was daarom nog niet voorhanden.
Uitvoering
Ik heb mij laten overhalen en na offerte informatie bij diverse leveranciers heb ik met één van hen de beddenkamers met dynamische verlichting uitgevoerd door een aantal DALI aangestuurde T5 inbouwarmaturen te plaatsen.
In theorie klopte het helemaal incl. z.g.n. wake-up (het wake-up effect was, dat in een tijdsbestek van 3/100 seconden de armaturen 100% licht gaven en vervolgens weer werd teruggeregeld). De praktijk was anders en werd een wijze les. De patiënten kwamen in het algemeen in “opstand”. De oplossing voor de wake-up had niet het gewenste effect. Bij T5 moesten eerst de buizen worden geactiveerd voordat men kan regelen. Maar door de lichtflits die dat meebracht was iedereen al klaarwakker. En dat om 06.00u. De gemiddelde dwarslaesiepatiënt ligt vervolgens te wachten op de dingen die gaan gebeuren.
Daarna werd anderhalf uur het lichtniveau geregeld van 5 lux naar 825lux (men had dus al een lichtflits gehad va 825lux). Nadat ikzelf een nacht in een van de bedden had doorgebracht, werd mij dit duidelijk gemaakt. Ook de positie van de armaturen kon verbeterd worden, de patiënten lagen er nagenoeg direct onder. De regeling overdag werd duidelijk als hinderlijk ervaren door de directe inkijk van armaturen. Wat was hier toch aan de hand?
De wijze van implementatie van de leverancier van het lichtsysteem was duidelijk niet gericht op de doelgroep.
Sinds deze ervaring ben ik van mening, als lichtvormgever en lichtadviseur, dat dynamische verlichting middels kunstlicht die de daglichtervaring moet vervangen dit alleen kan door het daglichtbeeld en het zijn van de mens hierin over te nemen.
Dat klinkt mooi maar hoe?
De reflectiewaarden en textuur in de ruimte moeten gericht zijn op het ondersteunen van het lichtbeeld. Het lichtbeeld van daglicht is totaal en overal om ons heen. Naar mijn mening is een goede interpretatie van dynamische verlichting in binnenruimten alleen mogelijk door indirecte verlichting op een goede wijze toe te passen en dit aan te laten vullen met directe verlichting, daar waar nodig. Dat betekent met voldoende plafondhoogte en goede reflectiewaarden en kleuren. Zo wordt het dynamische karakter van daglicht in zijn vorm het beste benadert in een binnenruimte middels kunstlicht. Als lichtadviseur ik daarom graag willen op de normering van plafondhoogten binnen het bouwbesluit.
Ergens te verwachten, indirecte verlichting in kantoren werkt ook veel rustgevender dan directe. Bovendien als bureaus vol liggen met allerlei materiaal, hoe kunnen we dan profijt hebben van de reflectiewaarden van het blad waarvan de kleur en reflectie waarden met veel zorg door Arbo diensten is bepaald?
We kunnen hierbij ook daglichtregelingen betrekken. Het terugdimmen van het kunstlichtniveau bij intreding van daglicht aan de gevelzijde, is bevredigend voor de energierekening maar niet voor het welbevinden van de mens. En als dan ook nog de zonwering wordt geactiveerd wordt de situatie zeker niet beter. Ik zou het willen omdraaien: bij meer daglichtintreding het helderheidsniveau van de kunstlichtinstallatie omhoog t.a.v. het te reflecterende oppervlak. Hierdoor worden de contrasten minder en is het lichtbeeld rustiger. Echter de energierekening gaat omhoog.
Energie besparen of juist niet?
De Deense minister van milieu vroeg aan Frederic Clausen van de Fagerhult Lighting Academie in Kopenhagen hoe we energie kunnen besparen op de verlichting.
Zijn antwoord was erg duidelijk “uit doen”. Maar ga de lichtkwaliteiten niet manipuleren omwille van energiebesparingen. Zorg te alle tijden voor een goed verlichtingsklimaat.
Dit kun je realiseren met kunstlicht maar je kan er niet omheen om daarbij ook daglicht, reflectiewaarden, kleuren en textuur bij te betrekken. Als lichtprofessional moet je hier ook iets van vinden en zeggen.
Ander voorbeeld: scholen
We vinden ook dynamische kunstverlichting terug bij scholen dit alles om prestatieverbetering te verkrijgen bij onze toekomst.
Ik zie nog het interview op het NOS journaal met een onderwijs pedagoog van de TU te Enschede in een opstelling van deze installatie in een school. Het zou prestatieverhogend zijn en de leerresultaten bevorderen. Middels kleur worden diverse stimulimomenten bepaald.
Het plafond was uitgevoerd met cement wolplaten in het grijs en de muren uitgevoerd in schoon metselwerk met de kleur beige/bruin. Ik vraag mij af hoe goed de resultaten zijn bij het gebruik maken van optimalere reflectiewaarden, kleuren en textuur. Je hoort en/of leest er niet veel meer over, het kan aan mij liggen. Ik hoop dat ze bezig zijn met onderzoek.
Ook vraag ik mij af hoe e.e.a. wordt gecombineerd met de Digi-borden. En wat te zeggen over het niet meer houden van klassikaal onderwijs. De klas wordt tegenwoordig veelal opgedeeld in diverse werkgroepen, zo wordt nu eenmaal op dit moment onderwijs gegeven. Komt dan de aloude klasse disco weer terug? Dit is natuurlijk maar gekkigheid, maar mij valt op dat we als lichtadviseurs en vooral de fabrikanten achter lopen w.b. de juiste implementatie van verlichting op ons huidige onderwijs.
Je ziet het aan de visiedocumentatie die ze uitbrengen over lichtoplossingen binnen het onderwijs. Daarbij hebben ze vaak nog niet eerder gehoord van “Smartboard” of “Digi-Board”. De meester of juf doet over het algemeen de verlichting uit als ze gebruik maken van deze leermiddelen. Krijgt de Deense Milieu minister toch zijn zin? Of ook zijn Nederlandse collega?
Voorbeeld: renovatie productiebedrijf
We willen het werkklimaat van ons leerwerkbedrijf verbeteren en daarom overstappen op dynamische verlichting.
Dit was de boodschap die werd meegegeven tijdens een intake voor een bouwontwerpteam voor de renovatie van een productiebedrijf met werknemers met een fysieke of mentale beperking. Als lichtadviseur stond ik meteen op scherp; wat wilde men hiermee precies bereiken?
Het bedrijf bestond uit een aantal montage-afdelingen en een inpakafdeling. Hier werden voor toeleveranciers diverse werkzaamheden verricht. De productiefaciliteiten waren relatief gedateerd; een lik verf was zeker nodig en ook andere indelingen van het interieur en de werkvolgorde zouden voor verbeteringen zorgen.
Men werkte in twee ploegen van 06.00u tot 14.00u. en van 14.00u. tot 22.00u. De oude hallen hadden een zgn. schedeg dak. Echter deze waren jaren geleden geblindeerd en eronder was het systeemplafond doorgetrokken omwille van energiebesparing.
U raad het al, in mijn ontwerp kwam de optie naar voren om de schedeg daken weer te gaan gebruiken en het daglicht zijn werk te laten doen en dit te ondersteunen met daglicht gerelateerde basisverlichting. Ook hier waren de marketingactiviteiten van de fabrikanten/ leveranciers doorgedrongen. Nee, het moest met T5 dynamische verlichtingssystemen. De consequenties waren zo groot op het gebied van investering en fysieke aanpassingen dat men de fabriek heeft verlaten en in een nieuwbouwlocatie is verdergegaan zonder dynamische verlichting. Los van de investeringen e.d. was daarbij een belangrijk argument “wat doen we de mens aan”. En “is dit nog wel ethisch?”
Mijn conclusie
Wat gebeurd er met het menselijk welbevinden als deze vanuit een gemanipuleerde lichtomgeving terug gaat naar zijn eigen omgeving?
Ik stel mij die vraag bij mensen die in ploegendiensten werken in een omgeving met dynamische verlichting en na hun werk naar huis gaan. Ze zijn dan in hun huiselijke omgeving/ eigen omgeving. Ik heb tot op heden hier geen antwoord op gevonden maar laat mij graag informeren.
N.a.v. van (mijn) praktijkervaring heb ik een aantal stellingen ontwikkeld:
– zonder daglichtanalyse van de ruimte is een lichtadvies niet mogelijk
– een lichtadvies kan alleen volledig zijn als deze bestaat uit een lichtadvies bij daglicht en een lichtadvies bij donkerte
– lichtplanning is alleen mogelijk bij opgave van reflectiewaarden van de vlakken in de ruimte en informatie over textuur, we kunnen hierbij niet terugvallen op algemeenheden