Decentraal ventileren bij renoveren

Decentraal ventileren is hot. Vooral in de renovatiemarkt wordt het veelvuldig gedaan omdat er veel voordelen zijn. Het kan snel gebeuren, is effectief, er zijn geen grote aanpassingen nodig en het regelt de luchtkwaliteit per ruimte. In de praktijk van Van den Hoff installatiebedrijf in Eindhoven is decentraal ventileren in renovatieprojecten dagelijkse business.

Directeur Jan van den Hoff is enthousiast over decentraal ventileren. “Centraal ventileren brengt een grote kanaaldiameter met zich mee en met name in renovatieprojecten zou dat om bouwkundige aanpassingen vragen. Om dat te voorkomen is naar oplossingen gezocht en daaruit is het decentraal ventileren voortgekomen. Installaties worden dan kleiner en compacter, want je gaat op meerdere plaatsen ventileren, in verschillende ruimten. Dat heeft dan als bijkomend voordeel dat je per ruimte de ventilatie kunt regelen. Je kunt dan sturen op basis van vocht, CO2 of aanwezigheid. Dat kan met centraal ventileren eventueel ook wel, maar dan zijn er complexe regelingen nodig. Decentraal is dat allemaal een stuk eenvoudiger.”

Hogere eisen

“De ventilatienormen van vroeger zijn enorm opgehoogd. Dat zie je vooral bij scholen. Vroeger kon je een raam open zetten, en dan ververste je op een natuurlijke manier de lucht in een lokaal als dat nodig was. Dat voldoet in onze tijd niet meer. Wat je ziet is dat de productontwikkeling van ventilatiesystemen daarop is aangepast. In klaslokalen zijn de plafonds over het algemeen niet geschikt voor het wegwerken van flinke kanalen, en dan is decentraal een mooie oplossing. Zeker in de bestaande bouw en dus in de renovatiemarkt is decentraal gemakkelijk in te passen. Het nadeel is soms wel dat je meerdere toestellen in één object krijgt. Dat heeft invloed op het onderhoud en op de service. Dergelijke producten vragen doorgaans twee keer per jaar periodiek onderhoud. Dat aspect moet je dus in je plan meenemen.”

Afweging 

De afweging tussen centraal en decentraal ventileren moet je volgens Van den Hoff maken op basis van een aantal vragen, zoals: Wat is de gebruiksfunctie van het object? Is het een klaslokaal, woning, appartement, kantoor of horecagelegenheid? “De wensen in manier van regelen en eisen ten aanzien van de luchthoeveelheden, zoals in het bouwbesluit zijn opgenomen, verschillen sterk. Natuurlijk zijn ook de bouwkundige eigenschappen en de omgeving van een object bepalend, of wel: Hoe gemakkelijk kan ik met kanalen bij de ruimtes komen? En is de plaats van opstelling apparatuur mogelijk ten aanzien van de omgeving? Combinaties van centraal en decentraal zijn trouwens ook mogelijk, bijvoorbeeld als je een kantoor renoveert en er een aantal appartementen in maakt.”

Ontwikkelingen

Van den Hoff ziet een aantal ontwikkelingen op het gebied van decentraal ventileren. “Er zijn apparaten die ventileren, koelen en verwarmen combineren. Met zo’n convector/radiator met daarachter/daarin een wtw-unit kun je natuurlijk zeer lokaal de temperatuur en luchtkwaliteit regelen. Iets anders is dat je vroeger systemen met een standenschakelaar had. Die waren permanent aan op stand 1, maar je kon ze indien nodig op 2 of 3 zetten. Dat was het. Tegenwoordig functioneren die systemen op basis van CO2-metingen en/of vocht. Dat is veel doelmatiger. Wel een punt om rekening mee te houden bij decentraal ventileren is dat je aanpassingen aan de buitengevel moet doen. Het apparaat zelf wordt daaraan bevestigd en er is vaak sprake van een aantal doorvoeren voor luchtkanalen. Het blijft puzzelen, want elk gebouw is weer anders.”

Gerelateerde artikelen